Orgaandonatie na de hersendood

 

Andere benaming: Heartbeating donatie 

 

Uit transplantatie-overweging is dit de meest gewenste moment van doneren. Hierbij kan maximaal gebruik worden gemaakt van alle organen omdat de donor nog leeft en zijn organen doorbloed zijn.

Om het begrip hersendood te begrijpen is het nuttig de geschiedenis van orgaandonatie te kennen. Al voor de aanvang van de Tweede Wereldoorlog werd er geëxperimenteerd met orgaantransplantatie. Tot aan die tijd werd er hoofdzakelijk getransplanteerd met organen van kort daarvoor overleden mensen. Dat gaf weinig succes.  In 1950 werd er voor het eerst een nog levende nier getransplanteerd. Het experiment duurde niet lang als gevolg van de afstotingsverschijnselen. In 1954 werd er werkelijk succes behaald met het overzetten van een levende nier: Richard Herrick ontving een nier van zijn tweelingbroer Ronald en leefde acht jaar op de gedoneerde nier. Door het identieke weefsel ontstond er geen afstoting.

In 1958 werd de eerste succesvolle transplantatie van een nier tussen niet-familieleden een succes. En in 1962 slaagden Amerikaanse artsen er in om een nier van een kort daarvoor overleden donor met succes te transplanteren. Dit succes was vooral te danken aan het nieuwe medicijn Imuran dat in combinatie met Prednison het afweersysteem onderdrukte. Het lichaam stootte door gebruik van dit medicijn het nieuwe orgaan niet meer zo snel af.

 

In 1968 baarde Dr. Barnard in Zuid Afrika wereldwijd opzien in de wereld. Het eerste levende hart werd getransplanteerd. D, de operatie gaf maar een kort resultaat maar het begin was er en meer artsen wilden harten dit gaan transplanteren doen. Hierbij stuitte men op een enorm probleem, er waren geen levende donoren voorhanden (zie Wikipedia en diverse sites waaronder de NTS).

 

In 1968 kwam de commissie Harvard met een “oplossing” (klik hier): Gebruik de langdurig comateuze patiënten die in de verpleeghuizen liggen, als donor te gebruiken. Deze mensen, die werden omschreven als mensen die zich in een onomkeerbaar coma bevonden, waren dus de inspiratiebron voor het nieuwe idee om onomkeerbaar comateuze patiënten te gebruiken.: de inzet van comateuze patiënten die schijnbaar in een onomkeerbaar coma lagen. Vervolgens werden ook de niet de langdurig in coma verkerende verblijvende mensen (dus de mensen die maar nog kort in coma waren) gezien als geschikte donoren bezien, maar de nog kort in coma geraakte mensen. Enkele artsen vonden dat de beoordeling van op de onomkeerbaarheid van het coma snel moest gebeuren. Drie dagen wachten

werd als te lang beschouwd. Daarom werd de diagnosetijd op 1 keer 24 uur gesteld (zie pagina 49 van het document, klik hier).

 

Toch sprak deze oplossing niet iedereen aan, met name Justitie niet. Niet ideaal want er volgden processen tegen artsen, zij werden voor moord

aangeklaagd. Het antwoord van de orgaandonatie-wereld hierop was de zogenaamde hersendoodverklaring: “Als je hersendood bent dan ben je dood”. Dit criterium werd bedacht door een commissie van de Amerikaanse Harvard Universiteit. Het criterium werd bedacht in zes maanden tijd en er ging geen wetenschappelijk onderzoek aan vooraf. Vrijwel alle landen in de wereld hebben dit concept aangenomen, ook Nederland. Zonder het doorlopen van het hersendoodprotocol mag een patiënt niet als orgaandonor worden ingezet. Op basis van het doorlopen hersendoodprotocol wordt de patiënt doodverklaard maar aan die verklaring overlijdt hij niet. Hij blijft je wat je bent: Een doodziek mens met ernstige hersenschade die niet zichtbaar en meetbaar reageert op prikkels. De medische verzorging van deze patiënt gaat weliswaar gewoon door. Alleen is de verzorging niet langer gericht op het in leven houden van de patiënt om te herstellen maar om de organen van de patiënt in optimale conditie te houden voor de uitname. Deze zieke overlijdt zodra de levensondersteunende machines worden uitgezet, niet eerder.  

 

Hersendood, een in de medische wetenschap omstreden criterium, zie notitie “Hersendood en orgaandonatie”, klik hier.

“Kan de donor nog pijn voelen?”, zie artikel A. Wood, klik hier.

 

Auteur: Annet Wood